Taalgids

nl Vragen stellen 2   »   es Haciendo preguntas 2

63 [drieënzestig]

Vragen stellen 2

Vragen stellen 2

63 [sesenta y tres]

Haciendo preguntas 2

Kies hoe u de vertaling wilt zien:   
Nederlands Spaans Geluid meer
Ik heb een hobby. (Y-) t---- u- p--------- / h----. (Yo) tengo un pasatiempo / hobby.
Ik tennis. (Y-) j---- a- t----. (Yo) juego al tenis.
Waar is er een tennisbaan? ¿D---- h-- u-- c----- d- t----? ¿Dónde hay una cancha de tenis?
Heb je een hobby? ¿T----- u- p--------- / h----? ¿Tienes un pasatiempo / hobby?
Ik voetbal. (Y-) j---- a- f-----. (Yo) juego al fútbol.
Waar is er een voetbalveld? ¿D---- h-- u- c---- d- f-----? ¿Dónde hay un campo de fútbol?
Mijn arm doet pijn. Me d---- e- b----. Me duele el brazo.
Mijn voet en hand doen ook pijn. El p-- y l- m--- m- d----- t------. El pie y la mano me duelen también.
Waar is er een dokter? ¿D---- h-- u- d-----? ¿Dónde hay un doctor?
Ik heb een auto. (Y-) t---- u- c---- / c---- (a-.). (Yo) tengo un coche / carro (am.).
Ik heb ook een motor. (Y-) t------ t---- u-- m----------. (Yo) también tengo una motocicleta.
Waar is er een parkeerterrein? ¿D---- e--- e- a-----------? ¿Dónde está el aparcamiento?
Ik heb een trui. (Y-) t---- u- s-----. (Yo) tengo un suéter.
Ik heb ook een jas en een jeans. (Y-) t------ t---- u-- c------- y u--- p--------- v------- / b--- j--- (a-.). (Yo) también tengo una chaqueta y unos pantalones vaqueros / blue jean (am.).
Waar is de wasmachine? ¿D---- e--- l- l-------? ¿Dónde está la lavadora?
Ik heb een bord. (Y-) t---- u- p----. (Yo) tengo un plato.
Ik heb een mes, een vork en een lepel. (Y-) t---- u- c-------- u- t------- y u-- c------. (Yo) tengo un cuchillo, un tenedor, y una cuchara.
Waar zijn de zout en peper? ¿D---- e---- l- s-- y l- p-------? ¿Dónde están la sal y la pimienta?

Lichaam reageert op het speken

De taal wordt verwerkt in onze hersenen. Wanneer we luisteren of lezen zijn onze hersenen actief. Dit kan met verschillende methoden gemeten worden. Maar niet alleen onze hersenen reageren op taalkundige prikkels. Nieuwe studies tonen aan dat de taal ons lichaam activeert. Ons lichaam werkt bij het lezen of horen van bepaalde woorden. Dit zijn voornamelijk woorden die de lichamelijke reacties beschrijven. Het woord glimlach is een goed voorbeeld. Wanneer we het woord lezen bewegen onze lachspieren Ook negatieve woorden hebben een meetbaar effect. Een voorbeeld hiervan is het woord pijn . Ons lichaam laat een pijn reactie zien als we het lezen. Dus je zou kunnen zeggen dat alles wat we lezen of horen ook gaan nadoen. Hoe duidelijker de taal is, des te meer wij erop gaan reageren. Een precieze omschrijving heeft een sterke reactie als gevolg. Voor een onderzoek werd de activiteit van het lichaam gemeten. Aan de testpersonen werden verschillende woorden getoond. Dat waren positieve en negatieve woorden. De gelaatsuitdrukkingen van de testpersonen gingen tijdens de test veranderen. De bewegingen van de mond en het gezicht gevarieerde. Dit is het bewijs dat de taal een krachtig effect op ons heeft. Woorden zijn meer dan alleen een communicatiemiddel. Onze hersenen vertaalt de taal in lichaamstaal. Hoe dit precies werkt is niet onderzocht. Misschien kunnen de resultaten van het onderzoek echter gevolgen hebben. Artsen overleggen over hoe ze het beste patiënten kunnen behandelen. Omdat veel zieke mensen een lange therapie moeten ondergaan. En daarbij wordt veel gepraat ...