Taalgids

nl Possessief pronomen 2   »   el Κτητικές αντωνυμίες 2

67 [zevenenzestig]

Possessief pronomen 2

Possessief pronomen 2

67 [εξήντα επτά]

67 [exḗnta eptá]

Κτητικές αντωνυμίες 2

[Ktētikés antōnymíes 2]

Kies hoe u de vertaling wilt zien:   
Nederlands Grieks Geluid meer
de bril τ----α--ά τ- γ----- τ- γ-α-ι- --------- τα γυαλιά 0
ta--y-l-á t- g----- t- g-a-i- --------- ta gyaliá
Hij is zijn bril vergeten. Ξ-χ-σ--τα-γυ--ι--του. Ξ----- τ- γ----- τ--- Ξ-χ-σ- τ- γ-α-ι- τ-υ- --------------------- Ξέχασε τα γυαλιά του. 0
X----se ta gy--i- to-. X------ t- g----- t--- X-c-a-e t- g-a-i- t-u- ---------------------- Xéchase ta gyaliá tou.
Waar ligt zijn bril dan? Μ- -ο--έ-----α-----ι---ου; Μ- π-- έ--- τ- γ----- τ--- Μ- π-ύ έ-ε- τ- γ-α-ι- τ-υ- -------------------------- Μα πού έχει τα γυαλιά του; 0
M--poú échei-t- g----á-to-? M- p-- é---- t- g----- t--- M- p-ú é-h-i t- g-a-i- t-u- --------------------------- Ma poú échei ta gyaliá tou?
de klok το--ο-όι τ- ρ---- τ- ρ-λ-ι -------- το ρολόι 0
t- ro-ói t- r---- t- r-l-i -------- to rolói
Zijn horloge is kapot. Τ--ρο--- τ-υ---λα--. Τ- ρ---- τ-- χ------ Τ- ρ-λ-ι τ-υ χ-λ-σ-. -------------------- Το ρολόι του χάλασε. 0
T- rol-i -o- c-á-a--. T- r---- t-- c------- T- r-l-i t-u c-á-a-e- --------------------- To rolói tou chálase.
De klok hangt aan de muur. Τ- ρ---- --έ--τ-- σ--ν -ο---. Τ- ρ---- κ------- σ--- τ----- Τ- ρ-λ-ι κ-έ-ε-α- σ-ο- τ-ί-ο- ----------------------------- Το ρολόι κρέμεται στον τοίχο. 0
T--ro--i---é-e-ai ston t---h-. T- r---- k------- s--- t------ T- r-l-i k-é-e-a- s-o- t-í-h-. ------------------------------ To rolói krémetai ston toícho.
het paspoort τ- -ι-β-τ---ο τ- δ--------- τ- δ-α-α-ή-ι- ------------- το διαβατήριο 0
to-dia-a-ḗrio t- d--------- t- d-a-a-ḗ-i- ------------- to diabatḗrio
Hij is zijn paspoort verloren. Έχ-σε -- δ-α--τήρ---τ-υ. Έ---- τ- δ--------- τ--- Έ-α-ε τ- δ-α-α-ή-ι- τ-υ- ------------------------ Έχασε το διαβατήριό του. 0
Éch----to diab-t-r-ó-to-. É----- t- d--------- t--- É-h-s- t- d-a-a-ḗ-i- t-u- ------------------------- Échase to diabatḗrió tou.
Waar heeft hij zijn paspoort dan? Μα--ο--έ--ι--ο-δι-βα----ό το-; Μ- π-- έ--- τ- δ--------- τ--- Μ- π-ύ έ-ε- τ- δ-α-α-ή-ι- τ-υ- ------------------------------ Μα πού έχει το διαβατήριό του; 0
Ma-po--é---i--o ------ḗ-ió--o-? M- p-- é---- t- d--------- t--- M- p-ú é-h-i t- d-a-a-ḗ-i- t-u- ------------------------------- Ma poú échei to diabatḗrió tou?
zij – hun α--ά - -ι------ς α--- – δ--- τ--- α-τ- – δ-κ- τ-υ- ---------------- αυτά – δικά τους 0
a----–--i-á---us a--- – d--- t--- a-t- – d-k- t-u- ---------------- autá – diká tous
De kinderen kunnen hun ouders niet vinden. Τ--π-ιδ-ά-δεν μ----ύν να--ρ--- -ο--------ς-τ---. Τ- π----- δ-- μ------ ν- β---- τ--- γ----- τ---- Τ- π-ι-ι- δ-ν μ-ο-ο-ν ν- β-ο-ν τ-υ- γ-ν-ί- τ-υ-. ------------------------------------------------ Τα παιδιά δεν μπορούν να βρουν τους γονείς τους. 0
T- pa-----d----p---ún na--r-u- -o---go--ís---us. T- p----- d-- m------ n- b---- t--- g----- t---- T- p-i-i- d-n m-o-o-n n- b-o-n t-u- g-n-í- t-u-. ------------------------------------------------ Ta paidiá den mporoún na broun tous goneís tous.
Maar daar komen hun ouders al aan! Αλ---να, έρ--ν-α--οι γο--ί- τ--ς! Α--- ν-- έ------- ο- γ----- τ---- Α-λ- ν-, έ-χ-ν-α- ο- γ-ν-ί- τ-υ-! --------------------------------- Αλλά να, έρχονται οι γονείς τους! 0
Al-á n-, ---h--t----- --neí- t---! A--- n-- é-------- o- g----- t---- A-l- n-, é-c-o-t-i o- g-n-í- t-u-! ---------------------------------- Allá na, érchontai oi goneís tous!
u – uw εσ-ίς – δ--ό -ας ε---- – δ--- σ-- ε-ε-ς – δ-κ- σ-ς ---------------- εσείς – δικό σας 0
es----– dikó s-s e---- – d--- s-- e-e-s – d-k- s-s ---------------- eseís – dikó sas
Hoe was uw reis, meneer Müller? Πώς ήταν -ο-τ--ί-ι---ς- κύ-ιε ---ler; Π-- ή--- τ- τ----- σ--- κ---- M------ Π-ς ή-α- τ- τ-ξ-δ- σ-ς- κ-ρ-ε M-l-e-; ------------------------------------- Πώς ήταν το ταξίδι σας, κύριε Müller; 0
Pṓ---t-n-t- t--íd- sa-- ký--- M-l---? P-- ḗ--- t- t----- s--- k---- M------ P-s ḗ-a- t- t-x-d- s-s- k-r-e M-l-e-? ------------------------------------- Pṓs ḗtan to taxídi sas, kýrie Müller?
Waar is uw vrouw, meneer Müller? Πού --ναι----υ-αίκ- σ-ς- κ-ρι- --lle-; Π-- ε---- η γ------ σ--- κ---- M------ Π-ύ ε-ν-ι η γ-ν-ί-α σ-ς- κ-ρ-ε M-l-e-; -------------------------------------- Πού είναι η γυναίκα σας, κύριε Müller; 0
Poú e--a--- ----í-a-sa-------- -ü-ler? P-- e---- ē g------ s--- k---- M------ P-ú e-n-i ē g-n-í-a s-s- k-r-e M-l-e-? -------------------------------------- Poú eínai ē gynaíka sas, kýrie Müller?
u – uw εσεί--– --κό-σας ε---- – δ--- σ-- ε-ε-ς – δ-κ- σ-ς ---------------- εσείς – δικό σας 0
e-e-s-–-d-kó --s e---- – d--- s-- e-e-s – d-k- s-s ---------------- eseís – dikó sas
Hoe was uw reis, mevrouw Schmidt? Π---ήτ-ν -- τ-ξ----σας- κ---α -ch-i--; Π-- ή--- τ- τ----- σ--- κ---- S------- Π-ς ή-α- τ- τ-ξ-δ- σ-ς- κ-ρ-α S-h-i-t- -------------------------------------- Πώς ήταν το ταξίδι σας, κυρία Schmidt; 0
P---ḗta- to t---di --s, k-ría-Sc---dt? P-- ḗ--- t- t----- s--- k---- S------- P-s ḗ-a- t- t-x-d- s-s- k-r-a S-h-i-t- -------------------------------------- Pṓs ḗtan to taxídi sas, kyría Schmidt?
Waar is uw man, mevrouw Schmidt? Π-ύ-είναι ο----ρα- σας,-κυρ-α-S-hmid-; Π-- ε---- ο ά----- σ--- κ---- S------- Π-ύ ε-ν-ι ο ά-τ-α- σ-ς- κ-ρ-α S-h-i-t- -------------------------------------- Πού είναι ο άντρας σας, κυρία Schmidt; 0
Poú-eí-ai --ánt-as s-s- k---a-S-hm-d-? P-- e---- o á----- s--- k---- S------- P-ú e-n-i o á-t-a- s-s- k-r-a S-h-i-t- -------------------------------------- Poú eínai o ántras sas, kyría Schmidt?

Genetische mutatie maakt het spreken mogelijk

Van alle levende wezens in de wereld kan alleen de mens spreken. Dit onderscheidt hun van dieren en planten. Natuurlijk kunnen ook dieren en planten met elkaar communiceren. Ze beheersen nog niet de complexe lettergrepen Maar waarom kan de mens wel spreken? Om te kunnen spreken zijn er organische kenmerken nodig. Deze fysische eigenschappen hebben alleen mensen. Het is natuurlijk niet vanzelfsprekend dat deze zijn ontwikkeld In de evolutionaire geschiedenis gebeurde niets zonder een reden. Uiteindelijk begon de mens te praten. Wanneer het precies gebeurde is nog niet bekend. Maar er moest iets gebeurd zijn dat de mens liet spreken. Onderzoekers denken dat een genetische mutatie daarvoor verantwoordelijk was. Antropologen hebben de erfelijkheid van verschillende organismen vergeleken. Het is bekend dat een bepaald gen de taal beïnvloeden gaat. Mensen met een beschadiging hebben problemen met talen. Ze kunnen zichzelf niet goed uitdrukken en begrijpen de woorden minder goed. Dit gen werden bij mensen, apen en muizen onderzocht. Bij mensen en chimpansees is het zeer vergelijkbaar. Slechts twee kleine verschillen worden herkend. Deze verschillen zijn echter in de hersenen merkbaar. Samen met andere genen worden bepaalde hersenactiviteiten beïnvloedt. Hierdoor kan de mens spreken en de aap niet. Het mysterie van de menselijke taal is daarmee nog niet opgelost. Omdat de genmutatie alleen niet voldoende is om te kunnen spreken. Onderzoekers hebben de menselijke genvariant in muizen geïmplanteerd. Ze konden daarna nog niet spreken ... Het piepen had alleen maar een ander geluid!