Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
controleren
Hij controleert wie daar woont.