Testen 1



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Wed Apr 24, 2024

0/10

Klik op een woord
1. ik en jij
y tú   See hint
2. een, twee, drie
, dos, tres   See hint
3. Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.
niño / A la niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.   See hint
4. De afwas is vuil.
La vajilla sucia.   See hint
5. Ik wil graag naar de luchthaven.
Me gustaría al aeropuerto.   See hint
6. Houd je van varkensvlees?
¿Te gusta la de cerdo?   See hint
7. Waar is de bushalte?
¿Dónde la parada del autobús?   See hint
8. Waar is het kasteel?
, está el castillo?   See hint
9. Neem zonnecrême mee.
Lleva crema contigo .   See hint
10. Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.
necesito un taladro y un destornillador.   See hint