Testen 1



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Tue Mar 19, 2024

0/10

Klik op een woord
1. ik en jij
yo y   See hint
2. een, twee, drie
uno, dos,   See hint
3. Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.
niño / A la niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.   See hint
4. De afwas is vuil.
La vajilla sucia.   See hint
5. Ik wil graag naar de luchthaven.
Me gustaría ir al ,   See hint
6. Houd je van varkensvlees?
¿Te gusta carne de cerdo?   See hint
7. Waar is de bushalte?
¿Dónde está la parada del ,   See hint
8. Waar is het kasteel?
¿Dónde está el ,   See hint
9. Neem zonnecrême mee.
Lleva crema contigo .   See hint
10. Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.
necesito un taladro y un destornillador.   See hint