Testen 1



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Thu Mar 28, 2024

0/10

Klik op een woord
1. ik en jij
yo tú   See hint
2. een, twee, drie
, dos, tres   See hint
3. Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.
niño / A la niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.   See hint
4. De afwas is vuil.
La vajilla sucia.   See hint
5. Ik wil graag naar de luchthaven.
Me gustaría ir al ,   See hint
6. Houd je van varkensvlees?
¿Te gusta la carne de ,   See hint
7. Waar is de bushalte?
¿Dónde está parada del autobús?   See hint
8. Waar is het kasteel?
¿Dónde el castillo?   See hint
9. Neem zonnecrême mee.
Lleva crema contigo .   See hint
10. Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.
necesito un taladro y un destornillador.   See hint