Testen 1



Datum:
Tijd besteed aan testen::
Score:


Fri Mar 29, 2024

0/10

Klik op een woord
1. ik en jij
y tú   See hint
2. een, twee, drie
uno, dos,   See hint
3. Het kind houdt van chocolademelk en appelsap.
niño / A la niña le gustan el cacao y el zumo de manzana.   See hint
4. De afwas is vuil.
La vajilla sucia.   See hint
5. Ik wil graag naar de luchthaven.
Me ir al aeropuerto.   See hint
6. Houd je van varkensvlees?
¿Te gusta carne de cerdo?   See hint
7. Waar is de bushalte?
, está la parada del autobús?   See hint
8. Waar is het kasteel?
¿Dónde está castillo?   See hint
9. Neem zonnecrême mee.
Lleva crema contigo .   See hint
10. Ik heb een boormachine en een schroevendraaier nodig.
necesito un taladro y un destornillador.   See hint