huilen
Het kind huilt in het bad.
плакать
Ребенок плачет в ванной.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
переехать
Велосипедиста сбила машина.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.
выпускать
Издатель выпускает эти журналы.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
поражаться
Она поразилась, получив новости.