alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
sole
Mi ĝuas la vesperon tute sole.
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
malsupren
Li falas malsupren de supre.
altijd
Hier was altijd een meer.
ĉiam
Ĉi tie ĉiam estis lago.
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
trans
Ŝi volas transiri la straton kun la tretskutero.