शब्दावली

क्रियाविशेषण सीखें – डच

uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
बाहर
वह जेल से बाहर जाना चाहता है।
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.
उस पर
वह छत पर चढ़ता है और उस पर बैठता है।
naar beneden
Hij valt van boven naar beneden.
नीचे
वह ऊपर से नीचे गिरता है।
bijna
De tank is bijna leeg.
लगभग
टैंक लगभग खाली है।
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
कहीं नहीं
यह पगडंडियाँ कहीं नहीं जातीं।
weg
Hij draagt de prooi weg.
दूर
वह प्रेय को दूर ले जाता है।
over
Ze wil de straat oversteken met de scooter.
पार
वह स्कूटर के साथ सड़क पार करना चाहती है।
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
कभी भी
आप हमें कभी भी फोन कर सकते हैं।
uit
Ze komt uit het water.
बाहर
वह पानी से बाहर आ रही है।
bijna
Het is bijna middernacht.
लगभग
यह लगभग आधी रात है।
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
काफी
वह काफी पतली है।
ooit
Heb je ooit al je geld aan aandelen verloren?
कभी
क्या आप कभी स्टॉक में सभी अपने पैसे खो चुके हैं?