schilderen
Ik heb een mooi schilderij voor je geschilderd!
malować
Namalowałem dla ciebie piękny obraz!
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
zostawić
Właściciele zostawiają mi swoje psy na spacer.
komen
Ik ben blij dat je bent gekomen!
przyjść
Cieszę się, że przyszedłeś!
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
zwrócić
Urządzenie jest wadliwe; sprzedawca musi je zwrócić.