controleren
Hij controleert wie daar woont.
tjekke
Han tjekker, hvem der bor der.
naar buiten rennen
Ze rent met de nieuwe schoenen naar buiten.
løbe ud
Hun løber ud med de nye sko.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
bringe tilbage
Hunden bringer legetøjet tilbage.
verwijderen
Hoe kan men een rode wijnvlek verwijderen?
fjerne
Hvordan kan man fjerne en rødvinplet?