Vocabulary

Learn Adverbs – Dutch

waarom
Kinderen willen weten waarom alles is zoals het is.
why
Children want to know why everything is as it is.
altijd
Je kunt ons altijd bellen.
anytime
You can call us anytime.
in
Gaat hij naar binnen of naar buiten?
in
Is he going in or out?
eerst
Veiligheid komt eerst.
first
Safety comes first.
nu
Moet ik hem nu bellen?
now
Should I call him now?
‘s nachts
De maan schijnt ‘s nachts.
at night
The moon shines at night.
buiten
We eten vandaag buiten.
outside
We are eating outside today.
uit
Hij zou graag uit de gevangenis willen komen.
out
He would like to get out of prison.
echt
Kan ik dat echt geloven?
really
Can I really believe that?
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
nowhere
These tracks lead to nowhere.
samen
De twee spelen graag samen.
together
The two like to play together.
genoeg
Ze wil slapen en heeft genoeg van het lawaai.
enough
She wants to sleep and has had enough of the noise.