meerijden
Mag ik met je meerijden?
pratiti
Mogu li vas pratiti?
slapen
De baby slaapt.
spavati
Beba spava.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
prenositi
Bicikle prenosimo na krovu automobila.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
uputiti
Učitelj se upućuje na primjer na ploči.