schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
fest
Lefestette a kezeit.
updaten
Tegenwoordig moet je je kennis voortdurend updaten.
frissít
Manapság folyamatosan frissíteni kell a tudásunkat.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
gondol
Mindig rá kell gondolnia.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
dicsekszik
Szeret dicsekszik a pénzével.