Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

lugema
Ma ei saa ilma prillideta lugeda.
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
ööbima
Me ööbime autos.
overnachten
We overnachten in de auto.
vahetama
Automehaanik vahetab rehve.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
edendama
Peame edendama alternatiive autoliiklusele.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
kulutama
Meil tuleb parandustele palju raha kulutada.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
üle sõitma
Auto sõitis jalgratturi üle.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
edasi minema
Sa ei saa sellest punktist edasi minna.
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
jääma maha
Ta noorusaeg jääb kaugele taha.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
katma
Ta katab oma juukseid.
bedekken
Ze bedekt haar haar.
külastama
Ta külastab Pariisi.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.
lükkama
Auto seiskus ja seda tuli lükata.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
eksima
Mõtle hoolikalt, et sa ei eksiks!
een fout maken
Denk goed na zodat je geen fout maakt!