Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.
openen
De kluis kan worden geopend met de geheime code.
sturen
Ik heb je een bericht gestuurd.
plukken
Ze plukte een appel.
laten staan
Vandaag moeten velen hun auto’s laten staan.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
brengen
De koerier brengt een pakketje.