Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen
wegrijden
Ze rijdt weg in haar auto.
geld uitgeven
We moeten veel geld uitgeven aan reparaties.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
draaien
Je mag naar links draaien.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.
aanbieden
Ze bood aan de bloemen water te geven.
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.