voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
sentir
Ela sente o bebê em sua barriga.
zorgen voor
Onze zoon zorgt heel goed voor zijn nieuwe auto.
cuidar
Nosso filho cuida muito bem do seu novo carro.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cantar
As crianças cantam uma música.
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!
divertir-se
Nos divertimos muito no parque de diversões!