vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
tornar-se amigos
Os dois se tornaram amigos.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
mostrar
Posso mostrar um visto no meu passaporte.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
deixar
Eles acidentalmente deixaram seu filho na estação.
wassen
De moeder wast haar kind.
lavar
A mãe lava seu filho.