Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
encantar
O gol encanta os fãs alemães de futebol.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
perder
Ele perdeu a chance de um gol.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.
conhecer
Cães estranhos querem se conhecer.
trainen
Professionele atleten moeten elke dag trainen.
treinar
Atletas profissionais têm que treinar todos os dias.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
sentir
Ele frequentemente se sente sozinho.
missen
Ze heeft een belangrijke afspraak gemist.
perder
Ela perdeu um compromisso importante.
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
jogar
Ele joga seu computador com raiva no chão.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
demitir
O chefe o demitiu.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
limitar
Durante uma dieta, é preciso limitar a ingestão de alimentos.
accepteren
Creditcards worden hier geaccepteerd.
aceitar
Cartões de crédito são aceitos aqui.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
persuadir
Ela frequentemente tem que persuadir sua filha a comer.
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
anotar
Você precisa anotar a senha!