Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.
besit
Ek besit ’n rooi sportmotor.
weggeven
Ze geeft haar hart weg.
weggee
Sy gee haar hart weg.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
speel
Die kind verkies om alleen te speel.
vragen
Mijn kleinkind vraagt veel van mij.
eis
My kleinkind eis baie van my.
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
ontmoet
Hulle het mekaar die eerste keer op die internet ontmoet.
ter beschikking hebben
Kinderen hebben alleen zakgeld ter beschikking.
beskik oor
Kinders beskik net oor sakgeld.
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
bankrot gaan
Die besigheid sal waarskynlik binnekort bankrot gaan.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
brand
Hy het ’n lucifer gebrand.
huilen
Het kind huilt in het bad.
huil
Die kind huil in die bad.
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
open
Die fees is met vuurwerke geopen.
slaan
Ouders zouden hun kinderen niet moeten slaan.
slaan
Ouers moenie hul kinders slaan nie.