ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
develop
They are developing a new strategy.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
deliver
Our daughter delivers newspapers during the holidays.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
go out
The kids finally want to go outside.
annuleren
Het contract is geannuleerd.
cancel
The contract has been canceled.