Vocabolario

Impara i verbi – Olandese

voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
fornire
Sono fornite sedie a sdraio per i vacanzieri.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
parlare a
Qualcuno dovrebbe parlare con lui; è così solo.
bezoeken
Een oude vriend bezoekt haar.
visitare
Un vecchio amico la visita.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.
sollevare
L’elicottero solleva i due uomini.
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
offrire
Cosa mi offri per il mio pesce?
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
intraprendere
Ho intrapreso molti viaggi.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
convivere
I due stanno pianificando di convivere presto.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
incontrare
A volte si incontrano nella scala.
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
estrarre
Come farà a estrarre quel grosso pesce?
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
trasferirsi
Mio nipote si sta trasferendo.
gaan
Waar gaan jullie beiden heen?
andare
Dove state andando entrambi?
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.
fare spazio
Molte vecchie case devono fare spazio per quelle nuove.