aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
offrire
Cosa mi offri per il mio pesce?
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
intraprendere
Ho intrapreso molti viaggi.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.
convivere
I due stanno pianificando di convivere presto.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
incontrare
A volte si incontrano nella scala.