kuulama
Ta kuulab ja kuuleb heli.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.
peatuma
Sa pead punase tule juures peatuma.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
teenindama
Kokk teenindab meid täna ise.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.
tutvustama
Ta tutvustab oma uut tüdrukut oma vanematele.
voorstellen
Hij stelt zijn nieuwe vriendin voor aan zijn ouders.