Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen
gemakkelijk gaan
Surfen gaat hem gemakkelijk af.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.
denken
Je moet veel denken bij schaken.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
geloven
Veel mensen geloven in God.
branden
Er brandt een vuur in de open haard.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.