Woordenlijst
Grieks – Werkwoorden oefenen
denken
Je moet veel denken bij schaken.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
wekken
De wekker wekt haar om 10 uur ’s ochtends.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
schilderen
De auto wordt blauw geschilderd.
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.