Woordenlijst
Servisch – Werkwoorden oefenen
bekijken
Op vakantie heb ik veel bezienswaardigheden bekeken.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
liggen
Ze waren moe en gingen liggen.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
drinken
Ze drinkt thee.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
luisteren
Hij luistert naar haar.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
worden dronken
Hij wordt bijna elke avond dronken.
spelen
Het kind speelt liever alleen.