Woordenlijst

Leer werkwoorden – Hongaars

éget
Pénzt nem kéne égetni.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
meghökkent
Meghökkent, amikor megkapta a híreket.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
legyőzött
A gyengébb kutya legyőzött a harcban.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
rúg
Szeretnek rúgni, de csak asztali fociban.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
megvakul
A jelvényes ember megvakult.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.
érez
Gyakran érzi magát egyedül.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
vezet
Szereti vezetni a csapatot.
leiden
Hij leidt graag een team.
dolgozik
Ő jobban dolgozik, mint egy férfi.
werken
Ze werkt beter dan een man.
érez
Az anya sok szeretetet érez a gyermekéhez.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.
megtakarít
Fűtésen tudsz pénzt megtakarítani.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.
keres
A rendőrség a tettest keresi.
zoeken naar
De politie zoekt naar de dader.
beenged
Sosem szabad idegeneket beengedni.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.