éget
Pénzt nem kéne égetni.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
meghökkent
Meghökkent, amikor megkapta a híreket.
verbazen
Ze was verbaasd toen ze het nieuws ontving.
legyőzött
A gyengébb kutya legyőzött a harcban.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.
rúg
Szeretnek rúgni, de csak asztali fociban.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.