burn
You shouldn’t burn money.
verbranden
Je moet geen geld verbranden.
turn
She turns the meat.
draaien
Ze draait het vlees.
speak up
Whoever knows something may speak up in class.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
pull up
The helicopter pulls the two men up.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.