stoppen
De vrouw stopt een auto.
ustaviti
Ženska ustavi avto.
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
prenašati
Komaj prenaša bolečino!
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
hoditi
Po tej poti se ne sme hoditi.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
poslušati
Rad posluša trebuh svoje noseče žene.