samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.
นำมา
หลักสูตรภาษานำนักศึกษาจากทั่วโลกมาพบกัน
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
เดิน
เขาชอบเดินในป่า
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
ชนะ
เขาพยายามชนะเกมส์หมากรุก
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
วิ่งหลัง
แม่วิ่งหลังลูกชายของเธอ