คำศัพท์

เรียนรู้คำกริยา – ดัตช์

opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
ใส่ใจ
คนควรใส่ใจกับป้ายจราจร
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
อนุญาต
คนไม่ควรอนุญาตให้ภาวะซึมเศร้า
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
จัดการ
ใครจัดการเงินในครอบครัวของคุณ?
verbonden zijn
Alle landen op aarde zijn met elkaar verbonden.
เชื่อมโยงกัน
ประเทศทุกประเทศบนโลกเชื่อมโยงกัน
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
นอนเกิน
พวกเขาต้องการนอนเกินในคืนนี้
slapen
De baby slaapt.
นอน
ทารกนอน
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?
ลงทุน
เราควรลงทุนเงินของเราในอะไร?
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.
ต้องการออกไป
เธอต้องการออกไปจากโรงแรมของเธอ
staan
De bergbeklimmer staat op de top.
ยืน
นักปีนเขากำลังยืนบนยอดเขา
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
เข้า
เขาเข้าห้องโรงแรม
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
ถูกขับ
จักรยานถูกขับโดยรถยนต์
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
ประหลาดใจ
เธอทำให้พ่อแม่ประหลาดใจด้วยของขวัญ