词汇

学习动词 – 荷兰语

sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
发送
这家公司向全球发送商品。
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.
损坏
事故中有两辆车被损坏。
monitoren
Alles wordt hier door camera’s gemonitord.
监控
这里的一切都被摄像头监控。
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
迷路
在树林里很容易迷路。
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
经过
两人彼此经过。
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
铃每天都响。
op maat snijden
De stof wordt op maat gesneden.
裁剪
面料正在被裁剪到合适的大小。
trainen
De hond wordt door haar getraind.
训练
狗被她训练。
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
说服
她经常要说服她的女儿吃东西。
gooien
Hij gooit zijn computer boos op de grond.
他愤怒地将电脑扔到地上。
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.
售清
这些商品正在被售清。
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
练习
他每天都用滑板练习。