Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
zvučati
Njen glas zvuči fantastično.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.
ponoviti godinu
Student je ponovio godinu.
wegjagen
De ene zwaan jaagt de andere weg.
tjera
Jedan labud tjera drugog.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
postati prijatelji
Dvoje su postali prijatelji.
publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
objaviti
Oglasi se često objavljuju u novinama.
dragen
De ezel draagt een zware last.
nositi
Magarac nosi teški teret.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.
stići
Mnogo ljudi stiže kamperom na odmor.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
napustiti
Turisti napuštaju plažu u podne.
uitspringen
De vis springt uit het water.
iskočiti
Riba iskače iz vode.
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
izgorjeti
Požar će izgorjeti puno šume.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
hvaliti se
Voli se hvaliti svojim novcem.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
pokupiti
Moramo pokupiti sve jabuke.