Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
irgendwo
Ein Hase hat sich irgendwo versteckt.
daar
Ga daarheen, vraag dan opnieuw.
dorthin
Gehen Sie dorthin, dann fragen Sie wieder.
bijna
Ik raakte bijna!
beinahe
Ich hätte beinahe getroffen!
erg
Het kind is erg hongerig.
sehr
Das Kind ist sehr hungrig.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
ziemlich
Sie ist ziemlich schlank.
nooit
Men moet nooit opgeven.
niemals
Man darf niemals aufgeben.
al
Hij slaapt al.
bereits
Er ist bereits eingeschlafen.
half
Het glas is half leeg.
halb
Das Glas ist halb leer.
maar
Het huis is klein maar romantisch.
aber
Das Haus ist klein aber romantisch.
uit
Ze komt uit het water.
heraus
Sie kommt aus dem Wasser heraus.
morgen
Niemand weet wat morgen zal zijn.
morgen
Niemand weiß, was morgen sein wird.
buiten
We eten vandaag buiten.
außerhalb
Wir essen heute außerhalb im Freien.