Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

altijd
Je kunt ons altijd bellen.
jederzeit
Sie können uns jederzeit anrufen.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
irgendwo
Ein Hase hat sich irgendwo versteckt.
te veel
Het werk wordt me te veel.
zu viel
Die Arbeit wird mir zu viel.
veel
Ik lees inderdaad veel.
viel
Ich lese wirklich viel.
gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Sonnenenergie ist gratis.
opnieuw
Hij schrijft alles opnieuw.
nochmal
Er schreibt alles nochmal.
samen
De twee spelen graag samen.
zusammen
Die beiden spielen gern zusammen.
naar beneden
Ze springt naar beneden in het water.
hinab
Sie springt hinab ins Wasser.
echt
Kan ik dat echt geloven?
wirklich
Kann ich das wirklich glauben?
in
De twee komen binnen.
herein
Die beiden kommen herein.
maar
Het huis is klein maar romantisch.
aber
Das Haus ist klein aber romantisch.
opnieuw
Ze ontmoetten elkaar opnieuw.
wieder
Sie haben sich wieder getroffen.