Wortschatz

Adverbien lernen – Niederländisch

bijna
De tank is bijna leeg.
nahezu
Der Tank ist nahezu leer.
nergens
Deze sporen leiden naar nergens.
nirgendwohin
Diese Schienen führen nirgendwohin.
een beetje
Ik wil een beetje meer.
bisschen
Ich will ein bisschen mehr.
maar
Het huis is klein maar romantisch.
aber
Das Haus ist klein aber romantisch.
correct
Het woord is niet correct gespeld.
richtig
Das Wort ist nicht richtig geschrieben.
altijd
Hier was altijd een meer.
immer
Hier war immer ein See.
de hele dag
De moeder moet de hele dag werken.
ganztags
Die Mutter muss ganztags arbeiten.
in
Ze springen in het water.
hinein
Sie springen ins Wasser hinein.
echt
Kan ik dat echt geloven?
wirklich
Kann ich das wirklich glauben?
gratis
Zonne-energie is gratis.
gratis
Sonnenenergie ist gratis.
bijna
Het is bijna middernacht.
fast
Es ist fast Mitternacht.
te veel
Het werk wordt me te veel.
zu viel
Die Arbeit wird mir zu viel.