boos worden
Ze wordt boos omdat hij altijd snurkt.
get upset
She gets upset because he always snores.
vertalen
Hij kan tussen zes talen vertalen.
translate
He can translate between six languages.
overtuigen
Ze moet haar dochter vaak overtuigen om te eten.
persuade
She often has to persuade her daughter to eat.
doorlaten
Moeten vluchtelingen aan de grenzen worden doorgelaten?
let through
Should refugees be let through at the borders?