Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch
přinášet
Rozvozka přináší jídlo.
brengen
De bezorger brengt het eten.
krmit
Děti krmí koně.
voeden
De kinderen voeden het paard.
vrátit se
Pes vrátil hračku.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
pronést řeč
Politik pronáší řeč před mnoha studenty.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
malovat
Chci si vymalovat byt.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
chutnat
Tohle skutečně chutná!
smaken
Dit smaakt echt goed!
pohybovat se
Je zdravé se hodně pohybovat.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
volat
Dívka volá svému kamarádovi.
bellen
Het meisje belt haar vriendin.
změnit
Kvůli klimatickým změnám se mnoho změnilo.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
vstoupit
Loď vstupuje do přístavu.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
čistit
Dělník čistí okno.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.