Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch
ležet naproti
Tam je hrad - leží přímo naproti!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
opakovat
Můžeš to prosím opakovat?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
poslouchat
Rád poslouchá bříško své těhotné ženy.
luisteren
Hij luistert graag naar de buik van zijn zwangere vrouw.
těšit se
Děti se vždy těší na sníh.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
kopnout
V bojových uměních musíte umět dobře kopnout.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.
stýskat se
Hodně se mu po jeho přítelkyni stýská.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
jmenovat
Kolik zemí dokážete jmenovat?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?
protestovat
Lidé protestují proti nespravedlnosti.
protesteren
Mensen protesteren tegen onrecht.
zpívat
Děti zpívají písničku.
zingen
De kinderen zingen een lied.
odvézt
Matka odveze dceru domů.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.
uplynout
Středověký období již uplynulo.
voorbijgaan
De middeleeuwse periode is voorbijgegaan.