Woordenlijst

Leer bijwoorden – Catalaans

més
Els nens més grans reben més diners de butxaca.
meer
Oudere kinderen krijgen meer zakgeld.
bastant
Ella és bastant prima.
behoorlijk
Ze is behoorlijk slank.
junts
Aprenem junts en un petit grup.
samen
We leren samen in een kleine groep.
primer
La seguretat ve primer.
eerst
Veiligheid komt eerst.
en algun lloc
Un conill s‘ha amagat en algun lloc.
ergens
Een konijn heeft zich ergens verstopt.
una mica
Vull una mica més.
een beetje
Ik wil een beetje meer.
lluny
Se‘n duu la presa lluny.
weg
Hij draagt de prooi weg.
ahir
Va ploure fort ahir.
gisteren
Het regende hard gisteren.
al matí
He de llevar-me d‘hora al matí.
‘s morgens
Ik moet vroeg opstaan ‘s morgens.
sol
Estic gaudint de la nit tot sol.
alleen
Ik geniet van de avond helemaal alleen.
dret
Has de girar a la dreta!
rechts
Je moet rechts afslaan!
a sobre
Ell puja al terrat i s‘asseu a sobre.
erop
Hij klimt op het dak en zit erop.