Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch
zabít
Buďte opatrní, s tou sekerou můžete někoho zabít!
doden
Pas op, je kunt iemand doden met die bijl!
vrátit se
Otec se vrátil z války.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
chlubit se
Rád se chlubí svými penězi.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
poslouchat
Děti rády poslouchají její příběhy.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
kopnout
Dávejte pozor, kůň může kopnout!
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
roztažený
Ráno roztáhl své ruce.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
opakovat
Můžeš to prosím opakovat?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
pokazit se
Dnes se všechno pokazilo!
misgaan
Alles gaat vandaag mis!
postoupit
Šneci postupují jen pomalu.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.
obchodovat
Lidé obchodují s použitým nábytkem.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.
opakovat
Můj papoušek může opakovat mé jméno.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.