Woordenlijst

Engels (US) – Werkwoorden oefenen

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
houden
Je mag het geld houden.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
drinken
Ze drinkt thee.
vergeten
Ze is nu zijn naam vergeten.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
plukken
Ze plukte een appel.
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.