Woordenlijst

Engels (US) – Werkwoorden oefenen

bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
wassen
De moeder wast haar kind.
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.
schoppen
Pas op, het paard kan schoppen!
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
uitknippen
De vormen moeten worden uitgeknipt.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
brengen
De bezorger brengt het eten.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.