Woordenlijst

Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
terugvinden
Na de verhuizing kon ik mijn paspoort niet meer terugvinden.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
voorbijgaan
De twee lopen elkaar voorbij.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
verlaten
De man vertrekt.
eten
De kippen eten de granen.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
bevorderen
We moeten alternatieven voor autoverkeer bevorderen.
terugrijden
De moeder rijdt met de dochter terug naar huis.