Woordenlijst

Slovaaks – Werkwoorden oefenen

trainen
De hond wordt door haar getraind.
brengen
De bezorger brengt het eten.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
binnenlaten
Buiten sneeuwde het en we lieten ze binnen.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
eindigen
De route eindigt hier.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.