Woordenlijst

Engels (UK) – Werkwoorden oefenen

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
durven
Ze durfden uit het vliegtuig te springen.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
voeden
De kinderen voeden het paard.
uitgaan
De kinderen willen eindelijk naar buiten.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.