Woordenlijst

Hongaars – Werkwoorden oefenen

aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
trainen
De hond wordt door haar getraind.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
ontmoeten
Soms ontmoeten ze elkaar in het trappenhuis.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.
begeleiden
De hond begeleidt hen.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
willen
Hij wil te veel!
schilderen
Hij schildert de muur wit.
bedienen
De chef bedient ons vandaag zelf.