Woordenlijst

Sloveens – Werkwoorden oefenen

controleren
De tandarts controleert de tanden.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
beginnen met rennen
De atleet staat op het punt om te beginnen met rennen.
aannemen
De sollicitant werd aangenomen.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
voeden
De kinderen voeden het paard.
bewegen
Het is gezond om veel te bewegen.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!