Vocabulário

Aprenda verbos – Holandês

publiceren
Reclame wordt vaak in kranten gepubliceerd.
publicar
Publicidade é frequentemente publicada em jornais.
becommentariëren
Hij becommentarieert elke dag de politiek.
comentar
Ele comenta sobre política todos os dias.
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
colher
Nós colhemos muito vinho.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.
deixar
Eles acidentalmente deixaram seu filho na estação.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
soar
A voz dela soa fantástica.
vormen
We vormen samen een goed team.
formar
Nós formamos uma boa equipe juntos.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.
passar por
O trem está passando por nós.
bidden
Hij bidt in stilte.
rezar
Ele reza silenciosamente.
bewandelen
Dit pad mag niet bewandeld worden.
caminhar
Este caminho não deve ser percorrido.
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
retirar
Como ele vai retirar aquele peixe grande?
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imitar
A criança imita um avião.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.
precisar
Você precisa de um macaco para trocar um pneu.